Twee elektronen zitten op een bankje. Het ene elektron kan totaal niet stilzitten en de ander vraagt: ‘Waarom ben je zo opgewonden?’ Zegt de ene: ‘Ik heb
Twee elektronen zitten op een bankje. Het ene elektron kan totaal niet stilzitten en de ander vraagt: ‘Waarom ben je zo opgewonden?’ Zegt de ene: ‘Ik heb
Twee elektronen zitten op een bankje. Het ene elektron kan totaal niet stilzitten en de ander vraagt: ‘Waarom ben je zo opgewonden?’ Zegt de ene: ‘Ik heb
Twee elektronen zitten op een bankje. Het ene elektron kan totaal niet stilzitten en de ander vraagt: ‘Waarom ben je zo opgewonden?’ Zegt de ene: ‘Ik heb
Twee elektronen zitten op een bankje. Het ene elektron kan totaal niet stilzitten en de ander vraagt: ‘Waarom ben je zo opgewonden?’ Zegt de ene: ‘Ik heb
Twee elektronen zitten op een bankje. Het ene elektron kan totaal niet stilzitten en de ander vraagt: ‘Waarom ben je zo opgewonden?’ Zegt de ene: ‘Ik heb
Twee elektronen zitten op een bankje. Het ene elektron kan totaal niet stilzitten en de ander vraagt: ‘Waarom ben je zo opgewonden?’ Zegt de ene: ‘Ik heb